Onderstaande tekst is een vertaling en uitbreiding van een fragment uit The Dynamics of Standing Still.
In de zen-boeddhistische traditie bestaat een oud geïllustreerd verhaal, genaamd: De Tien Plaatjes van de Os of ook Het Temmen van de Os. De auteur is de Chinese zenmeester Guo-An Shi-yyuan, in het Japans Kakuan genoemd, die leefde in de 12e eeuw. Het verhaal is geschreven als een allegorie op de uitdagingen en moeilijkheden op en langs het spirituele pad. De lezer kan zich makkelijk In elk van de tien tekeningen en de korte begeleidende teksten herkennen. Als we met de ogen van chi kung beoefenaars het verhaal van de kleine ossenhoeder en de enorme os volgen, zien we een kleurrijke beschrijving van de stadia van innerlijke cultivatie. De moeilijkheden en uitdagingen die we tegenkomen bij het doorgronden van houding, emotie en adem worden weerspiegeld in het temmen van een os.
In het eerste plaatje zie je een kleine jongen, een ossenhoeder, die zijn os kwijt is. Het is zijn verantwoordelijkheid, zijn taak, de hele dag bij de os te zijn - hem naar sappig gras te leiden, hem naar water te brengen om te drinken, hem goed te verzorgen en ’s avond weer naar de stal brengen. Maar nu is hij niet alleen de os kwijt - hij is zelfs vergeten wat hij kwijt is. Zonder duidelijk te weten wat hij eigenlijk zoekt, is hij op pad gegaan.
In plaatje twee doet de jongen een belangrijke ontdekking: hij ziet voor het eerst sporen van de os. Hij heeft de os nog niet gezien, maar hij heeft nu wel een idee van wat hij zoekt. Deze eerste ontmoeting met de os, al was het alleen maar met zijn sporen, maakt een geweldige indruk op hem en motiveert om de zoektocht te vervolgen.
Uiteindelijk, na lang zoeken en speuren, vindt de jongen de os. De jongen ziet hem in heel zijn kolossale omvang en imposante kracht. De os is koppig en recalcitrant, maar als hij hem zou kunnen temmen, zou hij een krachtige metgezel worden. Hoe kan de jongen deze oerkracht beheersen?
Het vierde plaatje laat zien dat de jongen de uitdaging aanneemt en de os daadwerkelijk begint te temmen. Hij duwt en trekt en probeert zijn wil op te leggen aan het machtige dier. Als hij naar links wil, gaat de os naar rechts. Iedere keer dat hij van looprichting verandert, doet de os dat ook. Als hij stopt, beweegt de os juist door. Ten einde raad trekt hij de os met alle macht achter zich aan, maar deze staat nu onbeweeglijk stil. Dit is duidelijk niet de juiste methode om een os te temmen. Zo kun je dit oerbeest niet tegemoet treden. De jongen ziet in dat hij moet leren luisteren en dat hij met ongeduld en krachten smijten niet verder komt.
Stap voor stap begrijpt hij wat hij wel en niet moet doen. In plaats van de os met wilskracht te willen domineren, begint hij contact te maken. De fysieke nabijheid en een groeiend wederzijds vertrouwen beginnen geleidelijk aan vruchten af te werpen. Het is een veeleisend en tijdrovend proces, maar de weg van het temmen van de os is gevonden.
Dan, op het zesde plaatje, zie je de jongen op de rug van de os zitten, in kleermakerszit, muziek makend, zonder angst om eraf te vallen. De os is niet langer een tegenstander om te bevechten of een natuurkracht om te overwinnen. Hij zit rustig op zijn rug en de os draagt hem gewillig naar huis.
Weer thuis. De jongen zit op de stoep voor zijn huis, op de drempel van zijn deur. De os is weg. De jongen heeft zich gerealiseerd dat de os en hijzelf nooit wezenlijk gescheiden van elkaar waren. Het temmen van de os was nodig om zichzelf te doorgronden. Het zoeken, de confrontaties, de techniek, de discipline en het inzicht hebben hem naar zichzelf teruggebracht, hebben hem thuisgebracht. De fasen van zoeken, vinden, vechten en temmen waren in feite alle gericht op zijn eigen oerkracht en het temmen daarvan.
Het archetypische achtste plaatje is een enso, een lege cirkel. De os was al verdwenen - nu de jongen ook. Was de gekozen discipline al relatief, in het grote perspectief zijn de persoon en diens levensweg dat ook. De jongen keerde terug naar huis, terwijl hij dat nooit echt verlaten had. Hij kwam tot een inzicht dat voor zijn zoektocht al in hem aanwezig was. Een cirkel is rond.
Op het voorlaatste plaatje zie je een beekje, een bloeiende boom, fluitende vogels. Kijk goed om je heen, je hoeft niet ver te gaan - sterker je hoeft helemaal nergens heen te gaan. Overal om je heen en binnen in je is leven.
Plaatje tien laat een dikkige, vrolijke monnik zien. Misschien een dakloze zwerver - in ieder geval iemand die zonder excuses en ingewikkeldheden leeft. Zonder prat te gaan op een bijzondere filosofie of menslievendheid, deelt hij zijn eten en helpt hij waar hij kan. Een vrolijke Samaritaan. Een goedlachse oliebollenbakker. Heb je het geluk hem eens ontmoet te hebben, dan zet je dat aan het denken. Misschien realiseer je dat je je os uit het oog hebt verloren en dat je die maar moet gaan zoeken.
Prachtig klassiek verhaal!