Dit is een bewerking van het eerste gedeelte van hoofdstuk 1 van The Dynamics of Standing Still.
Verplaats je gedachten naar de oorsprong van het bestaan, naar het begin van het onvoorstelbare lange proces van evolutie. De allereerste levensvormen bestonden uit één cel, nog zonder een centrale kern. Eencelligen met een kern zouden pas na twee miljard jaar verschijnen. Een minuscuul klompje leven, omgeven door een flinterdun membraan, als afscheiding en raakvlak van buiten- en binnenwereld, en in het midden een nucleus, een kern.
Terwijl de westerse medische en biologische wetenschappen de materiële en biochemische eigenschappen van een cel onderzochten om zo het raadsel van het leven te belichten, richtte de oosterse empirische wetenschap zich op een fundamentele levensfunctie die in alle levende wezens te vinden is: pulsatie. Het is de ritmische afwisseling van spanning en ontspanning, van samentrekking en uitzetting, de opeenvolging van inademing en uitademing, het dynamische vermogen tot aanpassing aan de immer veranderende omgeving en omstandigheden. Pulsatie is te vinden in al hun lichaamsdelen, al hun organen, weefsels en cellen.
Het fundamentele fenomeen van pulsatie wordt gevat door het Chinese karakter chi, 氣. Zonder chi is de materie levenloos. Zonder materie kan chi zich niet manifesteren.


Chi is het centrale thema in de Chinese natuurwetenschappen, traditionele geneeskunde en martiale tradities. Het ontwikkelen van sensitiviteit voor chi is een vereiste voor iedere beoefenaar van voornoemde disciplines. Maar waar zich op te richten? Gevoeligheid ontwikkelen voor wat? Als student heeft deze wellicht de misvatting dat chi een buitengewone kwaliteit is, een mystieke eigenschap, die alleen met een bijzondere sensitiviteit kan worden waargenomen. De werkelijkheid is simpeler.

Wanneer een feest, een scholingstraject of een openbaarvervoersnetwerk voorbeeldig is georganiseerd, dan onttrekt dit zich grotendeels aan de waarneming van diegene die daar gebruik van maakt. Een goede organisatie lijkt vanzelfsprekend. Een goed functionerende lever of een gaaf gebit trekken geen aandacht en het is heel normaal zich in die gevallen nauwelijks bewust te zijn van hun bestaan en hun vlekkeloze werking. Pas als de chi blokkeert, pas als het niveau van chi laag is, en dit zich uit als pijn, vermoeidheid of ongemak, dan dringt het zich op aan het bewustzijn. Chi is derhalve geen mysterieuze hoedanigheid. Het is de achtergrondruis van welbevinden. Om chi waar te nemen moet vooral niet verder dan het alledaagse worden gekeken.
Voor het Groote Museum in Amsterdam produceerden we een film waar de vele gedaanten van pulsatie en ritme te zien zijn: circadiaans ritme, de transformaties van seizoenen, geboorte en sterven, hartritme, adem-puls … De film is te zien binnen de ‘circularity’ opstelling.
Van een eencellige naar een zeeanemoon is een evolutionaire reuzensprong. De complexiteit van een anemoon of een kwal is onvergelijkbaar vergeleken met de microscopische levenspioniers. Wat evenwel hetzelfde bleef, is het eenduidige ritme, de archaïsche pulsatie.
Naarmate eencellige micro-organismen evolueerden, werden ze groter. De beschikking over een gecentraliseerde organisatie was niet langer genoeg om de uitdagingen en gevaren van de omgeving te weerstaan. Het grote geheel werd opgesplitst in kleinere delen, ieder met een mate van autonomie.


Een groot land met één centrale hoofdstad kan, wanneer de omstandigheden daarom vragen, met gemak tot een samengebundelde actie komen. Voor een gedecentraliseerd land is dat geen vanzelfsprekendheid. Het kost nu eenmaal tijd en tact om alle neuzen dezelfde kant op te laten wijzen. Daarentegen leidt de lokale autonomie tot een hogere sensitiviteit en een fijner afgesteld aanpassingsvermogen.
Een regenworm laat een combinatie van beide zien. Zijn lichaam bestaat uit een veelheid aan vrijwel identieke segmenten, die elk rond een lokaal centrum pulseren. Een orkestratie zorgt voor een accordeon-beweging van het totaal, een ritmisch samenspel van alle delen.
De segmenten van de aardworm, of metameren, zijn van elkaar gescheiden door dunne tussenstukjes, de septa. Die scheidingen zorgen ervoor dat de segmenten afzonderlijk kunnen pulseren en vanuit daar tot een gezamenlijke peristaltische beweging kunnen komen.
De septa zijn wel doorlaatbaar voor lichaamsvloeistoffen, bloed, zenuwbanen en het lange darmstelsel. Dit laatste vertoont een grote gelijkenis met de uitwendige vorm van de regenworm. Pulsatie van het ene laat hem door zijn omgeving - tevens zijn voedsel - voortbewegen. Pulsatie van het andere stuwt diezelfde omgeving - of preciezer, het gedeelte dat hem dient als voedsel - door hem heen.
Twee in een. Een uiterlijke worm en daarin verstopt een innerlijke.
Aan de voorzijde van het lichaam van een aardworm bevindt zich een mond. Die leidt de kruipbeweging van het lichaam door de aarde, die hij doorploegd achterlaat. Diezelfde mond laat de aarde toe in zijn darmen, en die wordt via zijn anus, in het allerlaatste segment, verteerd achtergelaten.
Voor de ‘You are what you eat’ opstelling in het Groote Museum in Amsterdam gaven we de aardworm de hoofdrol. De aardworm, door Charles Darwin beschreven als natuurlijke ploeg, speelt een essentiële rol in de bodemvruchtbaarheid.



wordt vervolgd …






