VERBORGEN TIJD. Hoe lang kun je nog rondlummelen voordat het boarden begint? Je kijkt rond. De grote ronde plafondklok is ingepakt in een witte zak. Niets op te zien. En verderop in de vertrekhal zijn ook de andere klokken omhult. Vreemd, juist op deze plaats, een van de grote vliegvelden van Europa, waar de hoogmis van de exacte tijdsplanning wordt opgevoerd. De komst van de trein in de late 19de eeuw noopte tot het gelijkzetten van de klokken in het hele land. Fabrieken en kantoren brachten de tijd verder in het gelid. Voorheen werd die beleefd door wederkerende seizoenen en het ritme van dag en nacht. Het werd licht, het werd donker en daar tussenin, ergens halverwege, stond de zon op zijn hoogste punt. Stap voor stap werd het 'ongeveer' vervangen door 'exact' en dat was hard nodig ook, want er landt hier op Schiphol iedere minuut een vliegtuig. Stipt.
29 juli 2025. Volgens de woordvoerder werden de eerste klokken al in 2012 afgedekt. 'Vanwege oplopende onderhoudskosten.' De woordvoerder kan niet zeggen over wat voor bedragen dat gaat. Wel dat het heel complex is om de klokken lopend te houden. ... Als een van de 87 klokken stilstaat, kun je niet even de batterij vervangen. ...’De klokken repareren kost geld. Ze vervangen ook', zegt de woordvoerder. Afgedekte klokken op een luchthaven, waar mensen toch graag willen weten hoe laat het is, hebben geen nut. Schiphol heeft nu dan ook besloten het grootste deel van de klokken definitief weg te halen. 'Op plekken waar tijd cruciaal is, denk aan overstapzones of gates, komen ze terug. Op andere plekken gaan ze weg. Afgedekte klokken dragen niets bij aan de kwaliteit en reiservaring die we passagiers willen bieden.' nu.nl
VERLOREN TIJD. Het vliegtuig brengt je deze keer naar Milaan Malpensa. MXP in vliegtuigtaal. Om het even waar je naar toe vliegt, iedere reis is - op de luchthaven-code na - volkomen uitwisselbaar. Het welkoms- en veiligheidspraatje, de drankjes en het eten, de krant of een kort ongemakkelijk slaapje. De resolutie van de ervaring van de reis tussen Amsterdam en Milaan is te verwaarlozen klein. Je stapte op Schiphol uit de realiteit, om er zo meteen in Malpensa weer in terug te keren. De reis per vliegtuig verloopt in de regel vlot, je wint er tijd mee. Of is de tijd tussen opstijgen en landen juist totaal verloren, een knip uit je leven?
‘Welkom, blijf u vooral nog even zitten en houdt uw riem nog vast’, het taxi muziekje, dan zo snel als het maar door de slurf, de lange gangen door, even naar de wc, handen wassen, parfum wolk uit de duty free, bagage band, douane - je kunt het allemaal dromen, je kunt het met je ogen dicht doorlopen. De tijd onder een kopieerapparaat, van één maakt die ergens veel van, de verveling. Dan de trein naar Milano Centrale, en als je geluk hebt, en dat heb je, meteen aansluiting naar Genova en La Spezia.
GEDROOMDE TIJD. Je dommelt, het was ook vroeg opstaan vanochtend. Het laagland van Lombardije, de brug over de Po, je aandacht flakkert. De onverbiddelijke opeenvolging van gebeurtenissen vervloeit met de cadans en de gerichtheid van de trein. Wagon volgt wagon, zoals het ene moment op het vorige. De pijlvormige tijd die als een naald de gebeurtenissen als kralen aan elkaar rijgt. Zonder naald en draad zou alles zich tegelijkertijd voltrekken. Heden, verleden, toekomst, daar en hier - alles zou in een keer gebeuren, of je een emmer leeg gooit.
Wellicht droom je nu, zoals indertijd Zhuang Zhi. Over een vlinder, die zonder enige haast rondfladdert, onbekommerd, terwijl ze weet dat haar leven na een paar weken al voorbij is. Of is het juist die vlinder, die droomt. Dat ze jou is, knikkebollend in een Italiaanse trein? Je opent je ogen. Dat moeten de heuvels van Ligurië zijn.
VERSTROOIDE TIJD. Na Genova ben je weer wat helderder in je hoofd. De trein volgt de kust, mistig zacht licht, pastel kleurige villa's, druivenstokken op de flanken. En dan, onaangekondigd, een staccato afwisseling van licht en donker. Een tunnel gevolgd door uitzicht op een wonderschoon Italiaans vissersdorpje, gevolgd door weer een tunnel, en nog een ander dorpje, nog mooier dan de eerste. Ik weet niet of je het weet, dit is iconisch Italië, de Cinque Terra, bovenaan iedere zichzelf respecterende bullet list. Hier moet je geweest zijn om de rust en het authentieke leven te ervaren. Gedurende de halve minuut - het interval tussen twee tunnels in - heb je goed zicht op een volgende dorpje en op de massa's toeristen in de nauwe straatjes en om de kleine haven. Op de paden die de Cinque Terra dorpjes met elkaar verbinden staan met regelmaat files. Van reizigers, van vacationers, van zoekers naar leegte. Er zijn tijdssloten om van het ene naar het andere dorpje te kunnen wandelen, en alles wat je zo graag spontaan had willen doen, moet lang van te voren gereserveerd worden. De etymologie van 'vakantie' moet toch echt woden gezocht worden in de notie van leegte. Leegte van zorgen en leegte van tijdsdruk. Maar goed, met deze dilemma's heb jij nu niets van doen.


GELEENDE TIJD. In La Spezia heb je een uurtje. Het is nu al laat in de middag en de boemel naar Aulla laat nog op zich wachten. Buiten het station vind je een klein parkje, het mag geen naam hebben, maar het is een parkje. En wat je mooi van past komt, er staat een vrij bankje. Het doffe ritme van vliegveld, vliegtuig, station en trein zit nog in je leden, en hoe fijn is het dan om eenvoudig wat te zitten en om je heen kijken. Je kent hier niemand, niemand kent jou, je hebt geen verplichting, en de trein om mee verder te reizen is er nog niet. Was het lang geleden dat je niets om handen had en er niet nerveus van werd? Was het lang geleden dat je vrijuit kon waarnemen? Daar links van je komt een oude man aangelopen, aangeschuifeld. Een vriendelijke oude baas, grijs, licht gebogen. Voor even bevrijd van de dwangmatige onrust om te doen, kun je voorbij de beperking van het ene moment zien. Je ziet de oude man van vandaag en je ziet het jonge ventje die hij gisteren nog was. Waarom zou je de ondeugende streken en dromen en de ander de wijsheid ontzeggen? Je ziet jong in oud en oud in jong.
VERSTREKEN TIJD. In Aulla, een klein onopvallend stadje in het dal van de Magra, wordt je opgepikt. Een vitale, pezige man, zon gebruind, staat buiten het station op je te wachten, leunend tegen een jeep, die duidelijk veel heeft meegemaakt. Hij stelt zich aan je voor, nee, hij is geen Italiaan, maar eigenlijk ook toch wel. Oorspronkelijk uit Zwitserland, hij woont hier het grootste deel van zijn leven. Jullie gaan op weg en die weg verlaat het slaperige stadje, de heuvels in. Je chauffeur lijkt de route te kunnen dromen en bezuinigt niet op snelheid. Er zit niets anders op dan te vertrouwen op zijn stuurmanskunst.
Als je van opzij naar zijn handen, die losjes het stuur omvatten, kijkt, is het duidelijk dat deze werk hebben verzet. En als je ogen naar beneden dwalen, zie je dat hij auto rijdt zonder schoenen aan. Wanneer hij je zoekende ogen opmerkt, lacht hij. ‘Laatst werd ik aangehouden, routinecontrole, door de carabinieri. Dat hadden ze geloof ik nog niet meegemaakt, een chauffeur met blote voeten. Dat is niet toegestaan, signore, alstublieft, schoenen aan achter het stuur. Dat heb ik toen maar gedaan, maar je rijdt gewoon veel beter zonder, je hebt veel meer gevoel met de auto.’
Ondertussen rijden jullie door beboste heuvels, hier en daar een dorpje, groepje pratende mensen, een rivier, een brug, bomen, overal bomen. ‘Ja’, zegt hij, ‘vroeger, langer geleden was deze streek veel meer bewoond. Zoals op zoveel plekken op de wereld zijn de families naar de stad getrokken. In het dorp waar wij wonen, is het 's winters stil, dan wonen we er maar met weinig. Ja, in de zomer, dan komen ze, uit de stad, naar het familiehuis. Ferragosto, de vakantie. En zodra die afgelopen is weer terug naar de stad. Hun hart ligt hier, maar ja, hier is niets te verdienen.’
De jeep draait een bocht uit, het nauwe dal verbreedt zich en een weids uitzicht dient zich aan. In de verte verheffen steile hellingen zich uit de groene heuvels. De pieken kleuren zacht rood door het licht van de vroege avond. ‘Dat zijn de pieken van de Apuani, zegt hij, je kunt het van hieruit niet zien, maar aan de andere zijde, net onder de top, zijn de marmergroeven. Michelangelo haalde daar het witte marmer, voor zijn David, e meer. In een rechte lijn is het niet ver, Carrara, Massa, daar wordt goud geld verdient. Dat marmer gaat de wereld over. Dit hier is een andere wereld, de bergen zitten ertussen. Dit land heet de Lunigiana, het land van de maan. Het was altijd een vergeten stuk van het rijke Toscana, en dat is het eigenlijk nog steeds. Kijk daar, en hij wijst vooruit, naar een beboste helling, daar waren niet lang geleden terrassen, gerst en groente, fruitbomen. De Lunigiana liep de vorige eeuw leeg en de akkers en de dorpen ontvolkten.’
We rijden een tijd verder zonder te praten. De weg wordt smaller en nog bochtiger. De avondzon komt niet meer over de heuvels. Het groen wordt donkergroen. ‘Kijk’, zeg hij, een breed gebaar makend van links naar rechts. ‘Kastanjes, allemaal kastanjes. De hele streek is bedekt met kastanjebos, lang geleden aangeplant. Het was vroeger voor de mensen hier een belangrijke stuk van het leven. In het najaar werden de kastanjes verzameld, en gedroogd. Kastanjemeel, kastanjebrood, kastanje koekjes. Ja, het wordt nog steeds wel gedaan, maar niet op de schaal van toen. Wat had je toen? Wilde zwijnen, kastanjes en porcini. Veel van de kastanje percelen werden aan hun lot overgelaten, die verwilderden. Je zult het morgen wel zien.’
Het is gaan schemeren. De kronkelige weg en je lege maag vormen geen goede combinatie. Dan zegt je chauffeur, daar is het, dat is Casola. Je ziet een middeleeuws dorpje, als tegen een helling geplakt. En daar ligt Il Convento.
De jeep slaat rechtsaf een stoffig pad in, dat na korte tijd wordt doorkruist door een riviertje. De chauffeur twijfelt niet en stuurt de jeep het opspattende water door. Een scherpe draai en dan stijl omhoog en dan stoppen we voor het oude klooster. Hij schakelt de motor uit, we openen de portieren, stappen uit, de motor zoemt en tikt na. Het is stil.
VERDRAAIDE TIJD. Door de geschiedenis heen, in alle culturen namen bomen een speciale plek in en dat is vandaag de dag niet anders. Ja, ja, je bedoelt zeker in de vorm van timmerhout en kerstboomplantages? Ierland en Portugal waren bedekt met eikenbos, heel Europa was ooit een groot woud, en kijk nu eens. En maar petities ondertekenen om de wouden in de Amazone en op Borneo te redden, terwijl hier het continent al lang geleden van zijn bomen werd ontdaan. Natuurlijk, er zijn hier bossen, zolang de bomen maar mooi in rijen naast elkaar staan en snel recht timmerhout leveren.
Onze cultuur spiegelt zich aan de jeugd. Frisse wangen, strak lichaam, jeugdige aantrekkelijkheid. Al wat mogelijk wordt gedaan om rimpels te vermijden en het lichaam vooral zo onaangedaan mogelijk te conserveren. Stel je voor hoe het zou zijn: op alle billboards, in alle tv reclame, oude gerimpelde gezichten en lichamen om de producten aan te prijzen. Het zou zo maar kunnen, in een verre toekomst, de oude mens met zijn verweerde lichaam als na te streven ideaal.
Bij het beschouwen van bomen is dat de normale gang van zaken. Een oeroude linde, een zeldzaam oud exemplaar, een hekje er omheen, een plakkaat met daarop zijn wederwaardigheden. Dat is een bezienswaardigheid. In hoe we naar bomen kijken, is ouderdom, verwering, verwrongenheid de maat der dingen. Zeg nou zelf, je zou toch niet al de moeite doen, een lange omweg maken om een jeugdige spil te gaan bekijken, recht van leden, met een zachte gave huid, en doorschijnende blaadjes.
Hoe je zo oud wordt als die linde? In ieder geval niet door al te veel op te vallen, of te proberen nuttig te zijn.
Timmerman Shi ging naar Qi. Bij Quyu gekomen zag hij een eik als heilige boom van het altaar van de Aarde. Hij was zo groot dat duizenden runderen eronder konden schuilen. Zijn omvang was wel honderd el. Hij was zo hoog als een berg. Pas op tien vadem hoogte kwamen de eerste takken. Er waren meer dan tien zijtakken, die zo dik waren dat men er boten van kon maken.
Het stond er zo vol met kijkers dat het was alsof er markt gehouden werd. Maar de timmerman keek niet op of om, en vervolgde zijn weg zonder te stoppen. Zijn leerling echter stond stil en, nadat hij zich er vol aan had gekeken, holde hij de meester achterna, en zei: ‘Meester: sinds ik bijl en beitel heb opgenomen om u te volgen, heb ik nog nooit zulk prachtig materiaal gezien. Maar u keurt het geen blik waardig en loopt door zonder ook maar één keer te stoppen. Waarom is dat?’
‘Hou op! Praat me er niet van! Dat is overtollig hout. Maak er een boot van en hij zinkt. Een doodskist? Hij verrot meteen. Een gebruiksvoorwerp? Het egaat dadelijk kapot. Een deur? Die blijft nat van de hars. Een steunpilaar? Daar komen insecten in. Dit is hout dat nergens toe dient, dat nergens voor kan worden aangewend, en om die reden heeft die boom zo oud kunnen worden.’
Toen de meestertimmerman thuis was gekomen, verscheen de heilige eikenboom aan hem in een droom, en sprak: ‘Waar dacht je mij wel mee te vergelijken? Wilde je zeggen dat ik ‘overtollig hout’ was? Appelen, peren, mandarijnen, pomelo’s en de vruchten van andere bomen: ze worden afgerukt zodra ze rijp zijn. Daardoor worden die bomen gekwetst, hun grote takken afgebroken en hun twijgjes vernield. Dat is je hele leven narigheid ondervinden vanwege je bekwaamheden. Om die reden kan ook geen van hen zijn door de hemel bestemde levensloop volbrengen, maar sterven ze allemaal voortijdig wanneer ze pas op de helft zijn. Ze zijn het zelf die zich deze algemeen gangbare geweldplegingen op de hals halen, en met andere wezens is het ook zo gesteld. Daarom ben ik al lang geleden gaan proberen om volstrekt nutteloos te worden. Vaak kwam ik er dichtbij, en nu heb ik het bereikt. Dat is voor mij van het grootste nut. Als ik ooit enige nuttigheid gehad zou hebben, zou ik dan zo groot hebben kunnen worden? Laten we daarbij ook nog bedenken dat we allebei maar schepsels zijn. Hoe kunnen schepsels elkaar beoordelen? Hoe kan een overtollig mens zoals jij, die bovendien weldra gaat sterven, weten wat een overtollige boom is.’
De meestertimmerman werd wakker en vertelde over zijn droom. Zijn leerling zei: ‘Als het zijn doel is om nutteloos te zijn, hoe komt het dan dat hij een aardgod geworden is?’
‘Stil! Hou je mond! Dat is ook maar een soort toevlucht van hem, omdat anders zij die hem niet begrijpen kwaad van hem zouden spreken. Als hij geen aardgod was, zou hij misschien toch niet aan de bijl ontkomen! En laten we bedenken dat de manier waarop hij zichzelf beschermt anders is dan die algemeen gangbaar is. Hem met gewone normen beoordelen, sla je dan de plank niet al te ver mis?
Zhuang Zi - vertaling van Kristofer Schipper
TIJDSLIJN. Je wordt al heel vroeg wakker. Alles in dit klooster ademt geschiedenis. De robuuste stenen muren, de ruïne van wat eens een kapel was, het plaveisel van het voorhof. Je weet het niet, dus fluister ik het in je oor: dit was ooit een pleisterplaats was voor pelgrims op de weg naar Rome. Zeker, alle wegen leiden daar naar toe, en hoe dichter je bij de eeuwige stad komt, hoe meer al die wegen zijn samengekomen, als aderen in de hoofdnerf van een blad.
ONBEPAALDE TIJD. Vanochtend bij het ontbijt ontmoette je de vrouw van de jeep chauffeur van gisteren. Deze laatste bleek trouwens de eigenaar te zijn van het oude klooster. Aangetroffen als een bouwval en herbouwd tot wat het nu is. Ah, daar valt het kwartje - die werkhanden, die had je tijdens de rit al opgemerkt. En deze vrouw is dus de ook de eigenaar. Haar blik is intens, haar voorkomen aards. ‘Ik ben ook niet hier geboren’, vertelde ze, maar onderhand hoor ik hier. Ik belande destijds in Italië, bij toeval, in Pontremoli, als iid van een theatergroep. Ken je Pontremoli? Het is niet ver hier vandaan, ook in de Lunigiana. In het kasteel worden de steles tentoongesteld. Vreemde, intrigerende beelden uit de prehistorie, allemaal hier in de buurt opgegraven. Zo lang wordt de Lunigiana al bewoond.
We besloten hier te blijven, en reden zonder omlijnd plan de Lunigiana door, op zoek naar een plek om ons te settelen. Als bij toeval vonden we de Convento. Half in ruïne en compleet overgroeid. We maakten een wandeling in de omgeving, kwamen in het oude kastanjebos en dat maakte het duidelijk. Dit was zonder twijfel de juiste plek om te blijven.’
‘Om in het oude kastanjebos te komen, moet je ook weten waar je te vervoegen, waar binnen te treden. Vroeger, ja vroeger, toen de streek hier bevolkt was, liepen er talloze paadjes door de bossen, over de heuvels, van dorp naar dorp. Paadjes waar in het najaar de porcini plukkers gebruik van maakten, en de kastanjeverzamelaars. Wanneer je nu zomaar op een willekeurige plek langs de weg het bos in loopt, kom je al gauw van een koude kermis terug. Bramen, prikkelplanten, taaie struiken, er is geen doorkomen aan. Ga er vooral kijken. Ik kan zelf niet met je mee vandaag, maar mijn kinderen zijn hier en kunnen je de weg wijzen.’
Zoals Harry Potter zich op King's Cross, perron negen driekwart, diende te vervoegen en daar op nogal vreemde wijze een muur moest slechten, om naar Zweinstein te kunnen reizen, zo bevindt zich de entree naar het oude bos ook op een onverwachte plek.
VERGETEN TIJD. In de stenen muur die het klooster omringd vind je de deur, verveloos en onopvallend. De twee jonge mensen staan je daar al op je te wachten. De deur opent met wat gekraak en gepiep en jullie staan op een smal bospad. Dat pad volgt de buitenzijde van het klooster en duikt dan het dichte gebladerte van het bos in. Wanneer je je na een tijdje lopen omdraait, zie je in de verte het verstilde dorp. De geluiden van de wereld - een motorzaag, geklop van een hamer, een roepend kind - vervagen en worden geabsorbeerd door de stilte.
Bij een splitsing van het pad - je zou er zo aan voorbij zijn gelopen - zegt de jonge man: rechtdoor gaat het verder naar het convent van Codiponte, we gaan hier naar rechts. Vlakbij de splitsing staat een enorme kastanje, met een holle basis , waaruit een groot aantal stammen zijn gegroeid. Je blijft staan, verbeeld je het? Als je door je wimpers heen kijkt, lijkt het een bosgeest, met een verwarde bos haar, een wilde baard en opengesperde mond, een stille schreeuw. Een ent uit de Lord of the Rings, Boombaard? Is dit de wachter bij entree van het oude bos? Nee, je verbeeld je het. Toch dorst je geen foto te maken van deze bizarre verschijning. De twee jongen mensen waren doorgelopen en je loopt nu wat sneller om ze bij te halen. Ze hebben zeker niets gemerkt van je ingebeelde ontmoeting met de oude boom.


Nog een paar minuten lopen jullie verder. Het gesprek is verstild. Ik weet het, de atmosfeer van plek waar jullie halt houden, laat zich moeilijk beschrijven, dus dat probeer ik dan ook maar niet. Jullie gaan gedrieën met de rug tegen de stam van een van de woudmeesters zitten. De zon kan nauwelijks door het dikke bladerdek heen kan dringen, het licht is zacht en groen. Deze tijd is de tijd van de bomen. Hoe lang jullie er gezeten hebben?
Op de terugweg, wanneer jullie de wachter passeren, geef je een verborgen knikje met je hoofd, als teken van respect, Je weet per slot van rekening maar nooit. Maar de jonge vrouw zag je heimelijke geste, jullie blikken kruisen elkaar. Ze glimlacht en knipoogt. Zou ze de wachter ook kennen?
Wanneer jullie Il Convento weer naderen, pakken jullie het gesprek weer op, op hetzelfde punt waar het op de heenweg was verstomd.


VERVLOGEN TIJD. Nu ik je reis heb naverteld, of je hebt geïnspireerd om die binnenkort te maken, kunnen we verder praten. Ik ken de weg die begint bij Aulla goed. Ik herinner de honderd bochten tot aan het kleine middeleeuwse dorp. En de eerste overnachting in Il Convento. Dat was 1999. De daarop volgende ochtend maakten we een wandeling en - was het toeval, was het de tover van de verveloze houten deur - we vonden het oude bos. We zaten geleund tegen een bejaarde kastanje, in stilte, was het een uur, was het langer? Het was duidelijk, dit was de juiste plek om een jaarlijkse chi kung zomerschool te organiseren. In 2000 de eerste en in de jaren erna zouden er nog een vijftiental volgen.


TREE TIME. Deelnemers kwamen uit alle richtingen: IJsland, Zweden, Finland, Denemarken, Engeland, Duitsland, Nederland, Belgie, Frankrijk, Polen, Spanje, Portugal, Oostenrijk, Zwitserland, Amerika, Italië en natuurlijk Nederland. Minstens één maal tijdens iedere zomerschool, in de namiddag, zodra de warmte van de Italiaanse zomer wat tot bedaren was gekomen, verzamelden we bij de houten deur in de buitenmuur van het klooster. Piepend open, iedereen er doorheen, piepend weer dicht. Vrolijk keuvelend volgden we dan hetzelfde smalle pad waarop jij, met Shirin en Aaron, de twee jonge mensen, hebt gelopen. Ter hoogte van de splitsing en de wachter had het onbezorgde gepraat steevast zijn volume verloren en als we uiteindelijk het oudste stuk van het kastanjebos bereikten, was dat helemaal stil gevallen. Niet omdat dat zo afgesproken was - we werden waarschijnlijk opgenomen in de tijdschaal die bomen eigen is. Praten wordt dan moeizamer, eigenlijk overbodig. Tree time, precies, dat is de goede benaming.
De chi kung beoefening in het oude kastanjebos bestond er voor sommigen uit eenvoudig te zitten, met de rug tegen een boom. Anderen gingen voor een moment op de zachte grond liggen en vielen in een diepe slaap. En er waren er natuurlijk ook bij die de chi kung in een meer herkenbare vorm beoefenden. Maar allen ervoeren een vanzelfsprekendheid, een moeiteloosheid. Alsof het regent en je geen moeite hoeft te doen om nat te worden. Aanwezig zijn is dan voldoende.
TIJDLOOS. De ouders van Shirin en Aaron, Martina Weber en Marcel Müller, die de Convento over de jaren heen in een onverstoorbaar ritme hadden herbouwd, zorgden jaar na jaar voor warme gastvrijheid. Zij boden de perfecte voorwaardes voor intense chi kung studie. De eerste maal dat ik hen bezocht waren hun kinderen klein. Nu zijn die volwassen en de initiators van een terugkerend zomerfestival in en rond Il Convento.
Dank voor dit mooie verhaal. Ik heb genoten. Wij waren niet lang geleden precies in de buurt, in Codiponte. Dus ik zag de beelden heel helder voor mijn ogen verschijnen. En weet nu ook waar Raquel haar lessen geeft. Liefs uit Berlijn.
Mooi geschreven, dank!